De alcoholparadox in “Drunk”

Leestijd 10-12 minuten

Hoewel we zelf de beentjes nog niet kunnen strekken in een donkere nachtclub, kunnen we eindelijk Mads Mikkelsens danstalent aanschouwen. De Deense acteur sluit, buitelend tussen joelende studenten, Thomas Vinterbergs laatste prent Drunk af met een cathartische dansscène. “What a life, what a night / What a beautiful, beautiful ride / Don’t know where I’m in five but I’m young and alive / Fuck what they are saying, what a life,”dreunt de muziek verder. Mikkelsen slurpt op de sierlijkste manier ooit in cinema van een pint. Nadat hij zijn laatste teug – de zoveelste in deze met alcohol doordrenkte film – naar binnen heeft gegoten, blijf ik achter met een verward gevoel. Wat wil deze film nu eigenlijk vertellen?

Wanneer ik denk aan films waarin alcohol een hoofdrol speelt, springen er onmiddellijk twee tegengestelde soorten in mijn hoofd. Enerzijds zijn er de drunken buddy movies zoals Animal House (1978), Sideways (2004), Beerfest (2006), The Hangover (2009), of The World’s End (2013). Films waarin geen enkel personage langer dan vijf minuten nuchter blijft en de ene na de andere scène mij met plezier én schaamrood op de wangen doet terugdenken aan de laatste keer dat ik serieus doorzakte. Anderzijds zijn er films waarin geniale mannen hun potentieel door de riool gieten door het lustig vloeien van hun geliefd vergif. Denk aan A Star Is Born (1937, 1976, 2018), Barfly (1987), Walk The Line (2005), en Crazy Heart (2009).  Hierbij horen ook de films waar psychiatrische ziekenhuizen een decor bieden aan zelfontdekking, idealiter inclusief een bloeiende liefde (bv. Clean And Sober (1988) of 28 Days (2000)).

Ondanks de gelijkenissen met de beschreven genres, valt Drunk in geen van beide categorieën. Vinterberg brengt het volledige spectrum van onze hedendaagse drankcultuur in beeld. Van een duur glas champagne op restaurant tot een studententraditie, van de snelle teug om de stress van een mondeling examen door te komen tot het zichzelf onderplassen van zatheid. Door dit brede scala te tonen, neemt Vinterberg verschillende codes en conventies omtrent alcohol in cinema mee in zijn film. Dit maakt van Drunk de film bij uitstek om deze tradities onder de loep te nemen.

De wereld van het ongecontroleerde

Voor Vinterberg is Drunk geen film over drinken, maar over “het leven vieren en het opeisen van je vrijheid”. En ja, alcohol kan hier een handje bij helpen. Vinterberg ziet alcohol als een symbool voor het oncontroleerbare. “Volgens mij sluit de persoon die naar de fles grijpt een contract met de wereld. Hij viert de teugels en stapt in de wereld van het ongecontroleerde. Daar kan alles,” vertelt hij. Of hij niet zelf gewoon een midlifecrisis te verwerken had? “Ik zette me niet af tegen mijn persoonlijke leven, wel tegen de doorgeslagen rationaliteit, de overdreven politieke correctheid en het tekort aan vrijpostig gedrag.”

Dit klinkt verfrissend en gedurfd. Maar het linken van alcohol aan vrijheid is niets nieuws. Het is zelfs bijna even oud als cinema zelf. Voor de drooglegging in de Verenigde Staten, in het prille begin van de cinema, werd vooral gematigdheid gepredikt. Wanneer een personage een glaasje ophad, lag er niet veel goeds in het verschiet voor hen. Zo leidt het drinken van vader Joe in Ten Nights in a Bar-Room (1910) tot de dood van zijn dochtertje. Haar laatste smeekbede: dat hij nooit meer zal drinken. Joe komt zijn belofte na en belandt zo terug op het goede pad.

Ten Nights in a Bar Room Film Poster – Poster Museum

Maar wanneer het drinken in het echte leven aan banden werd gelegd in 1920, vloeide de alcohol op het scherm des te meer. Eerst nog stiekem, zoals in The Mad Whirl (1924) of The Goose Woman (1925) waarin de personages hun rug naar de camera draaien om hun glas achterover te slaan. Al snel liepen filmmakers er echter de kantjes van af en incorporeerden ze alcohol meer open en frequent, vaak onder het mom dat het noodzakelijk was voor het plot of personage. En het sloeg aan. Of het nu door de alcohol in de films kwam of op café gaan gewoon niet meer zo tof was zonder alcohol, de cinemagangers verdubbelden in de tweede helft van de jaren 20.

Het drinkgelag op het scherm was er niet enkel om mensen naar de cinema te lokken. Drinken was een symbool van bevrijding en rebellie geworden. In tegenstelling tot de nuchtere harken zijn diegenen die drinken authentiek zichzelf. Deze vrijgevochten natuur zien we vooral gerepresenteerd in het beeld van de moderne vrouw in de jaren 20, ook wel ‘flappers’ genoemd. De jonge vrouwen rookten, dronken en dansten erop los. Zeker het glas alcohol in de hand van een jonge vrouw was een krachtig symbool omdat het gelinkt werd aan hun seksualiteit. In Our Modern Maidens (1929) bijvoorbeeld dient het slurpen van een glas champagne als een prelude voor de verleiding van de verloofde van haar beste vriendin.

Our Modern Maidens, Joan Crawford Photograph by Everett

De gematigdheid van de voorbije decennia hadden plaatsgemaakt voor uitbundige Great Gatsby-eske feesten waar op geen druppel alcohol bespaard werd. Alcohol in dit opzicht stond voor luxe, het leven dat gevierd moet worden. Een iconische film uit deze periode is The Thin Man (1934). Daarin onderzoeken een ex-detective en zijn vrouw samen een moord, met een kwinkslag én met een martini in de hand. Het onderzoek is echter een bijzaak tussen de glorieuze feesten van het koppel. Het duo was zo populair dat er een cocktailglas naar hen werd vernoemd: het “Nick-en-Noraglas”.

Tijdens die periode vormt zich het idee dat niet enkel het drinken aantrekkelijk was, maar ook de drinker zelf. Alcohol wordt geassocieerd met een romantisch en heroïsch personage. De drinker is rijker, knapper en seksueel actiever dan de nuchtere personages. Het archetype van deze fabuleuze drinker kunnen we vinden in James Bond. Hoewel hij enorm veel drank verzet in een enkele film – een ludiek onderzoek bevestigde dat Mr. Bond wel degelijk een alcoholprobleem heeft – is dit net deel van zijn charme. Het is geen toeval dat zijn catch phrase “shaken, not stirred” is en dit zinnetje vaak uitgesproken wordt in het bijzijn van alweer een nieuwe Bondgirl.

Deze ideeën rond alcohol als symbool van luxe en bevrijding neemt Vinterberg mee in Drunk. In het begin van de film vieren vier bevriende leerkrachten de verjaardag van leerkracht psychologie Nikolaj (Magnus Millang) op restaurant. Terwijl turnleraar Tommy (Thomas Bo Larsen) en muziekleraar Peter (Lars Ranthe) begerig meedrinken, houdt de bedeesde Martin (Mads Mikkelsen) het hoofd liever nuchter. Zijn vrienden overtuigen hem om de dure champagne dan toch tenminste te proeven, waarop Martin zijn glas in één keer uitdrinkt.  Op de achtergrond zingt er een barbershop-kwartet, wat de verheerlijking en luxe van het drinken extra kracht bijzet. “Men zegt dat je de ziel van Bourgogne erin kan proeven,” zegt de ober wanneer hij de wijn serveert, alsof het vloeibaar goud is.

Het is op dit diner dat Nikolaj het idee opwerpt dat de centrale premisse van de film vormt. Volgens een filosoof zijn mensen met te weinig alcohol in hun bloed geboren, vertelt hij zijn vrienden. Hij stelt voor om als experiment zich gedurende de dag te bezatten om continu vijf promille alcohol in hun bloed te houden. Martin neemt als eerste de proef op de som en katapulteert zo zijn kabbelende leven in de wereld van het ongecontroleerde. Losgeweekt door de extra promilles in zijn bloed, is Martin vrij om onbeschaamd zichzelf te zijn.

Zuipporno

De verjaardag van Nikolaj wordt lustig verder gevierd. Buiten het restaurant gieren de mannen van het lachen en vechten speels op de grond in de ochtendschemering. Ze staan niet meer zo vast op hun benen en slaan klinkklare onzin uit.  Als kijker kan je niet anders dan lachen met die klungelige zattigheid. En dit is exact de andere reden waarom er wat wordt afgezopen in films: het is verdomd leuk om naar te kijken. Onderzoeker Robin Boom noemt dit de “pornography of drinking”. Net zoals porno ons opwindt, brengen zatte mensen op het scherm ons plezier. Kijken naar andere mensen die zich overgeven aan hun instincten, en het liefst van al veel harder dan wij ooit zouden durven gaan, brengt ook de kijker genot.

De meest hardnekkige troop in de representatie van alcohol op het scherm is dan ook de ‘comic drunk’. Vele bekende comedians zoals Laurel en Hardy (Any Old Port (1932), The Devil’s Brother (1933)) of Charlie Chaplin (The Idle Class (1921), Pay Day (1922)) rolden wel eens dronken over het scherm. Zelfs de oude Grieken en Shakespeare wisten al dat dit voor een verzekerde bulderlach in de zaal zou zorgen. De meest bekende komische zatlap is W.C. Fields (You Can’t Cheat An Honest Man (1939), The Bank Dick (1940), Never Give a Sucker an Even Break (1941)), die blijkbaar ook het echte leven graag beschonken doorbracht. Zijn personages waren geen beschonken lieverdjes, maar regelrechte klootzakken. Dronken personen zijn immers immuun voor de gewoonlijke gang van zaken en etiquette. Ze kunnen ongepast zingen, te luid praten, zich ongewenste commentaar veroorloven … En toch hield het publiek van hen, omdat het steevast “underdogs” waren die zelf ook heel wat te verduren kregen. Klassieke elementen van de grappige zatlap zijn wiebelend wandelen of wankelen, niet kunnen focussen op een persoon of een object, lispelen of wartaal uitslaan. Hoewel we helemaal niet zouden lachen wanneer we iemand tegenkomen die dit gedrag vertoont, zijn deze grapjassen geen ‘echte’ alcoholici en lopen hun fratsen altijd goed af. Alcohol lijkt ook een magisch brouwsel dat de drinker krachten geeft om dingen te doen die nuchter nooit mogelijk lijken. Zo beklimt Charlie Chaplin in One AM (1914) een kapstok en buitelt hij haast sierlijk rond in zijn half uur lange poging om zijn bed te bereiken.

De moderne equivalenten van deze comedians kunnen we zien in de buddy comedies zoals Bad Boys (1995), Dude, where’s my car (2000), Hot Fuzz (2007), of 21 Jump Street (2012). Hierin gaan (meestal twee) mannelijke vrienden met een tegengesteld karakter op een avontuur of road trip die hun onbreekbare band bezegelt. De drunk buddy comedy kunnen we zien als een subgenre hiervan waarin een groep vrienden hetzelfde stramien doorlopen, maar dan straalbezopen (Animal House (1978), Sideways (2004), Beerfest (2006), The Hangover (2009), The World’s End (2013)).

In dit genre zie je voornamelijk mannen op de poster staan. Meer nog, de kundigheid om een royaal aantal eenheden alcohol te verzetten zonder te verpinken, wordt gezien als een maatstaf voor mannelijkheid. Wanneer vrouwen dit genre begonnen te navigeren in het begin van het vorige decennium met Bridesmaids (2011) werd dan ook de vraag gesteld of dit terrein niet voor mannen gereserveerd was. Bridesmaids sloeg echter in als een bom. De film bewees dat ook vrouwen een comic drunk kunnen zijn en kreeg sindsdien navolging van verschillende vrouwelijke drunk buddy comedies (The Heat (2013), Bad Moms (2016), Girls Trip (2017), Rough Night (2017), Wine Country (2019)).

Is Drunk dan de drunken buddy comedy bij uitstek voor cinefielen? Absoluut niet. Drunk is hoogstens een tragikomedie te noemen. Vinterberg laat ons wél gretig smullen van verschillende dronken scènes. De comic drunk-troop komt het meest tot uiting wanneer de vier het experiment tot de spits drijven en op zoek gaan naar het hoogste punt van beschonkenheid. Hun stomdronken avontuur leidt hen naar een supermarkt, waar ze door de winkel waggelen op zoek naar eten en meer drank in een scène met een hoog slapstick-gehalte, en tenslotte een bar om volledig te kunnen overnemen. Muziekleraar Peter kruipt achter de piano en laat de hele bar meezingen, Martin probeert tevergeefs nog een glas te bestellen terwijl Nikolaj een fles sterke drank vanachter de toog pikt.

De donkere kant

Een film over de Deense alcoholcultuur moet ook wel de andere, donkere kant van alcohol belichten. Een van de vier vrienden komt niet goed uit het experiment. Turnleraar Tommy ontmoeten we als een ietwat eenzame man, met zijn oude hond als enige huisgenoot. Hij is streng, maar heeft een goede inborst en geeft om de jonge gastjes die hij coacht. Hij krikt het zelfvertrouwen op van het kneusje van de groep, wat van hem een uiterst sympathiek personage maakt.

Wanneer er verstopte drankflessen worden gevonden in het materiaalkot in de turnzaal, zouden we het nog op vergeetachtigheid kunnen steken. Elk van de vrienden heeft wel zijn geheime bewaarplaatsjes. Wanneer het hele lerarenkorps echter bij elkaar wordt geroepen omdat er meldingen zijn van leerkrachten die drinken tijdens het werk, strompelt Tommy zichtbaar bezopen binnen. Martin kan zijn grimas niet verbergen en ook het publiek schiet in de lach bij de volledig onbezonnenheid waarmee Tommy in een zitje ploft naast een verstomde collega. De troop van de comic drunk zit dan ook zo diep ingebakken dat we zelfs bij het duidelijke teken dat Tommy’s drinken uit de hand loopt toch eerst in de lach schieten. Filmmakers worstelen met het in beeld brengen van alcoholisme net door deze ingebakken codes van drinken als een grappig gegeven. Net als Charlie Chaplin, hobbelt Tommy binnen, brabbelt hij zijn woorden en is hij zich op dat moment volledig onbewust van de sociale regels van zijn omgeving. De initiële lach is echter van korte duur. De ernst van de situatie wordt benadrukt door de hangende stilte van de scène. In plaats van een leuk muziekje horen we enkel het ongemakkelijke schuifelen van de collega’s terwijl de camera blijft hangen op Tommy’s gestuntel. In tegenstelling met de grappige zatlap zijn de uitspattingen van de persoon met een verslaving niet zonder gevolg. Zo leidt dit bij Tommy tot zijn ontslag.  

Representaties die de donkere kant van alcoholmisbruik blootlegden, kwamen pas later op in de geschiedenis van de film. In de begindagen was alcoholisme een plotmiddel voor grappige toestanden, deel van een extravagante levensstijl of een propagandamiddel voor de drooglegging. In 1945 waagde Hollywood de gok met The Lost Weekend. De consensus was dat The Lost Weekend zou falen. Niemand dacht dat het publiek een personage zou willen zien dat zichzelf de verdoemenis in zoop. De film is inderdaad zware kost. Een inkijk in vier dagen van het leven van een alcoholverslaafde schrijver die zichzelf door het leven manipuleert, steelt en hallucineert, en uiteindelijk denkt aan zelfdoding door zijn afhankelijkheid. Niets was minder waar: de film werd een hit en won zelfs vier Oscars.

De film zorgde voor een keerpunt in de representatie van alcoholisme in cinema en wordt in een adem genoemd met andere alcoholisme-klassiekers zoals Days of Wine and Roses (1962) en Leaving Las Vegas (1995). Net zoals de grappige kant van drinken, bleek ook de volledige aftakeling van een persoon door een verslaving cinematografisch goud. Er wordt dan ook graag uitgepakt met de meest gortige of triestige scènes om zoveel mogelijk dramatisch effect te bekomen. Een favoriet onderdeel van alcoholisme in deze films is de delirium tremens, een ontwenningsverschijnsel dat kan optreden bij heel zware drinkers die plots stoppen met drinken. Iemand die een delirium tremens doormaakt, lijkt in een nachtmerrie te leven, kan hevig beginnen trillen en ziet soms dingen die er niet zijn. Een delirium tremens scène was bijna standaardkost in de melodrama’s van de 20ste eeuw zoals The Drunkard (1935), maar ook in de alcoholisme films duikt dit op, met beelden die recht uit een horrorfilm zouden kunnen komen (Smash-Up (1947), Written on the Wind (1955)).

Hoe glamoureuzer en grappiger drinken wordt voorgesteld, des te walgelijker en triestiger wordt het daarbijhorende alcoholisme. Dit is net de ironie van films waarin alcohol centraal staat. Een middenweg lijkt er niet te bestaan, laat staan de dunne grens tussen veel drinken en een afhankelijkheid hebben. Zelfs in de talrijke hersteldrama’s (Clean And Sober (1988), When a Man Loves a Woman (1994), 28 Days (2000)) – waarin trouwens opvallend meer vrouwen opduiken dan in andere alcoholisme films – ligt de problematiek van het hoofdpersonage er vingerdik op. Filmmakers stellen dus heel scherp waar hun verhaal over gaat: het positieve of het negatieve aspect van alcohol, wondermiddel of vergif. Dit doet Vinterberg expliciet niet. Drunk is een film over drankcultuur, niet alcoholmisbruik. “Over dat onderwerp zijn er al genoeg films gemaakt,” aldus hoofdrolspeler Mikkelsen.

Onvertaalbaar

Ik stapte de filmzaal in met de belofte van een film die voor een keer géén eenzijdig beeld schetst van alcoholgebruik. Dit is echter niet de film die ik kreeg voorgeschoteld. Ondanks Vinterbergs goede bedoelingen, slaagt Drunk er niet in om de paradox waarmee alcohol getoond wordt op het grote scherm te overstijgen. In tegendeel, de dualiteit wordt net op de spits gedreven door deze te personifiëren in Martin en Tommy. Nadat hun hoogtepunt van het experiment blootlegt wat overmatig alcoholgebruik kan veroorzaken, verlaat Martins vrouw hem en zetten de vrienden het experiment stop. Tommy is echter niet in staat om sober door het leven te gaan. Martin bezoekt Tommy in een poging om hem te helpen, maar het is te laat. Tommy neemt zijn boot op zee en keert niet meer terug aan land.

Na zijn begrafenis keren de drie achterblijvende vrienden terug naar het restaurant waar het allemaal begon. Deze keer blijven ze nuchter. Tot een meute feestvierende studenten passeert en de leerkrachten opgaan in het feestgewoel “omdat Tommy dit zou gewild hebben”. Martin ontvangt een sms’je van zijn vrouw dat ze hun huwelijk nog een kans wil geven. Martins hernieuwde levenskracht spat van het scherm in zijn dans in de eindscène. Hoewel deze scène de beste uit de hele film is – misschien wel de beste die ik zag dit jaar – voelt ze volledig misplaatst. Want nog geen vijf mintuten ervoor hebben we de vrienden Tommy’s kist uit de kerk naar zijn graf zien dragen. Tommy is ook geen welgevormd personage zoals Martin. Naast zijn beroep en vrij eenzame bestaan, hebben we geen idee wie de man is. Zijn dood voelt daarom aan als een (te harde) kanttekening in Martins zoektocht naar geluk.

Op sommige momenten slaagt Vinterberg er beter in om een genuanceerde representatie te geven van wat alcohol voor ons betekent. Zoals wanneer Peter een zenuwachtige student wat sterke drank geeft voor zijn mondeling examen. Je verwacht dat dit slecht zal aflopen, maar wat blijkt? De student is net een tikkeltje meer zelfzeker, het kleine duwtje in de rug dat hij nodig had om te slagen voor zijn examen. Hoewel deze kleinere plotlijnen de film interessant maken, voelt het soms aan alsof Vinterberg een mentale checklist afwerkt van alle momenten in het leven waarin alcohol een rol kan spelen.

Nu, ik wil ook niet te hard zijn. Een film maken over alcohol is niet simpel. Laat staan het volledige spectrum aan alcoholgebruiken in de Westerse cultuur en hun betekenis te proberen vatten. Misschien is dit simpelweg niet te verbeelden? De originele Deense titel Druk wijst daar al op. “Het woord is onvertaalbaar’, legt Vinterberg uit. “Het betekent ‘stevig zuipen’, maar er zitten ook andere nuances in, zoals schande, droefheid en trots. Het weerspiegelt mijn eigen gevoelens tegenover de Scandinavische drinkcultuur.” Net als de Engelse titel Another Round dit gevoel niet correct weet te vertalen, slaagt ook Vinterberg niet om deze nuances over te brengen. Hierdoor is het niet veel meer dan de zoveelste film over een man van middelbare leeftijd die terug zin in het leven krijgt, én heerlijk kan dansen.

Geschreven door Sofie Steenhaut


Referenties

Ruëll, N. (2020). Mads Mikkelsen, straalbezopen in ‘Drunk’: ‘Deze film is géén reclame voor drankmisbruik’.  Uit Knack Focus van 07/10/2020.

Ruëll, N. (2020). Drunk’-regisseur Thomas Vinterberg over zijn dochter: ‘Ik mis geen spanning in mijn leven. Ik mis Ida’. Uit Knack Focus van 07/10/2020.

Room, R. (1988). The movies and the wettening of America: the media as amplifiers of cultural change. British Journal of Addiction 83:11-18.

Klein, D., Ghinger, C., & Everson, W.K. Shifting Perspectives on Drinking: Alcohol Portrayals in American Films.

McIntosh, W. D., Smith, S. M., Bazzini, D. G., & Mills, P. S. (1999). Alcohol in the movies: Characteristics of drinkers and nondrinkers in films from 1940-1989. Journal of Applied Social Psychology, 29(6): 1191-1199. (June 1999)