Leestijd 15-17 minuten
Eindelijk onthul ik de mensheid waarom ik mijn Balkanbeer na dertien jaar finaal ten grave heb gedragen. Dat ik dit doe nu Stanley Kubricks The Shining (1980) net veertig kaarsen uitblaast, is toeval. Nee, het ligt eerder aan Vrouwe Corona en de memorabele beslotenheid van haar lange lenteavonden. Die lieten me toe die beer uit de film, en alles wat die twee – beer én film – in mijn bescheiden leven teweegbrachten, finaal van me af te schrijven. The Shining in zijn geheel zou zich trouwens prima lenen tot een fors hoofdstuk in een studie over covidmetaforen. Zo waarschuwde cultuurjournalist Ewoud Ceulemans al in coronaweek 1 alle in-hun-kot-blijvers voor hoe het Shiningprotagonist Jack Torrance (Jack Nicholson in de rol van zijn leven) verging. “For some people, solitude and isolation can of itself become a problem,” citeert Ceulemans de heer Stuart Ullman (Barry Nelson), manager van het iconische Overlook Hotel.
Een tweeling, een kamer en dán pas een beer (herfst 2006)
Edoch: weg met corona en op naar Kubricks berenpakscène én mijn Balkanbeer! Eerst de feiten. Op misschien een handjevol cineasten na die ooit maar één film maakten (ook die bestaan vast wel) moet Kubrick de enige regisseur zijn van wie ik alle films heb gezien. Dat heb ik helemaal te danken aan het Gentse Filmfestival van 2006. Dat jaar waren de schijnwerpers daar volop gericht op de New Yorkse meester. Niet dat ik dan alle Kubrickfilms op de grote festivalschermen heb gezien, verre van. Maar ik wilde er wel zoveel mogelijk bekijken vóór ik met een cinefiele vriend de prestigieuze Kubrickexpo in het Caermersklooster zou bezoeken. En dat is ook gelukt, vooral dankzij de dvd-collectie van menige stadsbibliotheek. En ook omdat Canvas tijdens het festival geregeld een Kubrickfilm voorschotelde. Het was op die manier dat ik voor de allereerste keer The Shining zag, in mijn eentje, aan de ouderlijke keukentafel, mijn nek naar achteren. Om mee te kunnen doen met de grote mensen had mijn ultrahandige vader onze keuken van een redelijk klein tv-toestel voorzien. De constructie waarop het rustte hing nogal hoog, want zo groot was onze keuken niet. In elk geval deerde dat omhoogkijken veel minder dan het nu en dan doorsijpelen van de geluiden van de programma’s die mijn ouders intussen in de aanpalende living bekeken. Maar The Shining miste zijn effect niet. Die nacht bij het slapengaan sloeg de schrik me echt om het lijf dat die Grady twins ineens in onze gang zouden verschijnen. Een stresserend gevoel dat ik als zevenjarige ook heb gehad toen we in de godsdienstles over Bernadette Soubirous leerden. De lerares had ons nochtans verzekerd dat Maria niets dan goede bedoelingen had met Bernadette, maar ik was er als de dood voor dat de Moeder Gods zich ook plots aan mij zou manifesteren, en zo’n beeld had toen nog helemaal niets van doen met bijlen of bloed (wel al met blauw-witte vrouwenkleren)! Afijn, ik was nu al een grote jongen en sliep toch relatief snel in, om exact om 02:37 – volgens mijn bloedroodcijferige klokradio – even wakker te schieten. Brr.
Veertien jaar later vraag ik me nog altijd af of ik het die bewuste nacht niet gedroomd heb, dat ik de ogen opende op het tijdstip dat onmiskenbaar verwees naar die griezelige kamer 237 van het Overlook Hotel. Het valt niet te achterhalen. Er zijn geen beelden van, van die woelige oktobernacht in 2006. Wel droeg hij bij tot de mythische proporties die The Shining van dan af in mijn persoonlijke filmgeschiedenis mag aannemen. Ervoor had ik geen favoriete film, erna wel.
Die tweeling en die naakte jongedame uit kamer 237, die in de armen van die duivelse Jack Torrance in luttele seconden zichtbaar rot en oud wordt, dat waren beelden die meteen de rest van het jaar dagelijks door mijn hoofd spookten. Je weet hoe het gaat: met de dag worden ze iets minder angstaanjagend, zeker als je erover praat met anderen die de film zagen. En omdat die er ook allemaal enthousiast over deden, worden ze met de dag ook iconischer. Dat beeld met de man in het berenpak, in de bloedstollende finale van The Shining, is bij mij pas gaan spoken na mijn tweede kijkbeurt, enkele weken later. Ik zal die eerste keer ook wel de adem hebben ingehouden wanneer Wendy Torrance (Shelley Duvall, zéker in de rol van haar leven) ineens die twee onbekenden – de linkse in beren-, de rechtse in herenpak – druk bezig ziet met … tja, waarmee eigenlijk?
Met fellatio (de beer bij de heer), lees je overal. Ik ben ook geneigd dat te denken, maar is dat daarom zo? Bij Kubrick weet je nooit. Misschien was die heer gewoon die beer z’n kop aan het knuffelen. Eerstgenoemde gaf me in elk geval nooit de indruk alsof ie net gepijpt werd. Maar goed, fellatio of niet, waar die scène dan op sloeg, dat bleef andere koek. In het boek dat Kubrick pretendeerde te verfilmen, Stephen Kings The Shining (1977), komen geen berenpakken voor. (Dat King het nooit begrepen heeft op Kubricks verfilming, is bekend.) En wie maakt hard dat we dat personage in dat berenpak niet moeten interpreteren als een vrouw? Oké, de acteur erin was blijkbaar een man, ene Eddie O’Dea, maar wat zegt dat? Vorig jaar nog interviewde een Nederlander diens medespeler in het herenpak, Brian V. Towns. Leuk om die kwieke man op YouTube bezig te horen én te herkennen, maar wijzer worden we er niet van. Hij en O’Dea verbleven voor die scène twee weken in de Elstree Studios, boven Londen, maar Towns weet na negenendertig jaar nog steeds niet wat zijn scène in de film doet.

De indianentheorie en andere cowboyverhalen (zomer 2007)
Vrienden van vrienden organiseerden de zomer daarop een soort workshoptweedaagse in een afgehuurd kasteeltje in Loppem. Als je een voorstel instuurde over wat je wilde brengen en het werd goedgekeurd, mocht je daar een halfuur of langer je ding doen. Bij mij was het iets ingewikkelder: ik wilde ’s avonds laat The Shining laten zien in een van die kasteelkamers (en vroeg dus om een beamer) om daarna een wat eigenzinnige powerpointpresentatie te geven, ‘De indianentheorie en andere cowboyverhalen’. Het mocht! Ik had dus iets om volop naartoe te werken. Nooit eerder las ik me zodanig in over iets uit de cinefiele wereld. Ik leende en kocht boeken en verbaasde me erover hoeveel Wikipedia wel wist, ook toen al. En nooit deed een dvd uit mijn bescheiden collectie betere dienst dan mijn schijf van The Shining. Wat ik ongelooflijk fascinerend vond (en vind), was de interpretatie van journalist Bill Blakemore (‘The Family of Man’, 1987). Volgens hem gaat The Shining lang niet alleen over de horror onder de toenmalige en eerdere huisbewaarders in het Overlook Hotel.
Nee, Kubricks film is eigenlijk een grote aanklacht tegen de witte terreur aan het adres van de Native Americans. Blakemores argumentatie is en blijft overtuigend, zeker ook omdat de paar expliciet verbale verwijzingen naar Native Americans allemaal toevoegingen aan Kings verhaal van Kubrick zelf blijken. Het Overlook Hotel zelf is destijds opgetrokken op een oude indianenbegraafplaats en nog tijdens het bouwen zelf heeft men een paar indianenaanvallen moeten afslaan. Ook wemelt het in de film van de visuele referenties aan hun cultuur: tal van details in de Far Westaankleding van het majestueuze hotel, conservenblikken van het merk Calumet, de cruciale (indianen)truc van zoontje Danny (Danny Lloyd), aan het eind, om in zijn eigen voetsporen in de sneeuw terug te lopen … Naarmate de film vordert, zien we Wendy soms met de vlechten van een squaw. En die memorabele liters bloed uit die liftkoker, die komen natuurlijk van al die geslachtofferde Native Americans. Ik verwees daar in Loppem vanzelfsprekend met opperste eerbied naar die Bill Blakemore, en had echt wel geluk dat niemand uit het publiek (niet erg talrijk, maar wel aandachtig) die interpretatie al kende. Er werd van gesmuld.
Die berenpakscène echter, die past niet bij dat indianenverhaal. En ik las er in 2007 ook niets overtuigends over. Zo wijst men erop dat er in Stephen Kings The Shining een man in hondenpak voorkomt die vunzige dingen doet. Maar vanwaar dan die hond-beermetamorfose? Neenee, ik wilde het niet bij King gaan zoeken: is de film ook een aanklacht tegen de manier waarop de Amerikanen zijn omgesprongen met de fauna op hun formidabele continent, en met de natuur in het algemeen? Denk ook aan de overdonderende natuurbeelden waarmee de film opent. Die gedomesticeerde, tot fellatio gedwongen (?) beer zou die aanklacht dan symboliseren … In mijn Loppemse presentatie noemde ik de scène weliswaar als voorbeeld van Kubricks raadselachtigheid, maar veel woorden maakte ik er niet aan vuil, want ik was intussen gaan broeden op, je raadt het wel … een Balkanbeerinterpretatie.
Een kruistochtherinnering (winter 2002)
Het fenomeen van de Balkanbeer leerde ik kennen via de Boechoutse zanger-filosoof-reiziger Jan Leyers. In 2002 bekeek ik wekelijks de documentairereeks De Schaduw van het Kruis: Jan Leyers in het spoor van Godfried van Bouillon. Ik had een scriptie geschreven over Torquato Tasso’s Gerusalemme liberata – met als protagonist die Godfried (Goffredo) – en voelde me vanaf aflevering 1 erg aangesproken. In zijn Eerste Kruistochtreis trekt Leyers over elf afleveringen van Bouillon naar het Heilig Land en houdt onderweg ook halt in het voor hem onbekende Bulgarije. In Sofia verraste hem op een marktje in het hart van de stad een zigeuner, zoals hij die noemt, met een rechtop lopende beer aan een ketting. Dat soort beren, zo leren we, en ik deed achteraf nog wat research, vormt (vormde) een typisch verschijnsel op de Balkan. Handige kerels, vaak Roma, vingen en/of kweekten ze, trokken hun tanden uit, voerden ze lichtelijk dronken en gingen er dan mee de stad in om ze kunstjes te laten doen tegen betaling. Dat lukte ook wel. Als je zo’n miserabele dansende beer zo dicht bij je ziet, dan ben je ofwel bang ofwel gegeneerd (vaak allebei), en geef je gauw wat muntjes om je er snel van af te maken. Dit fenomeen bleek weliswaar verre van uniek voor de Balkan – intussen is het er, in Bulgarije althans, (officieel) verboden. Ook in Spanje, Rusland en India bijvoorbeeld kwam en komt het soms nog voor, maar dat ontdekte ik pas veel later. Toen Jan Leyers me tijdens zijn Balkandoortocht zo’n beer liet zien, was ik net bezig aan een studie slavistiek met optietaal Bulgaars. Het kan verkeren. En die beer die naar de pijpen van die Amerikaanse hotelgast danst, dat moest dus een Balkanbeer zijn!
Studeren bij de Balkanberen? (herfst 2004)
Eind 2004 studeerde ik drie maanden in Sofia en passeerde ik bijna dagelijks dat marktje, op een boogscheut van de universiteit, waar die beer Leyers had verrast. Ik kreeg er daar nooit een te zien, maar zag diezelfde herfst in de zoo van Lovetsj wel dieren waarvan je je goed kon voorstellen dat die ooit dronken werden gevoerd en erger. Bij mijn tweede kijkbeurt van The Shining begon het me te dagen dat die beer in die sinistere hotelkamer een Balkanbeer moest zijn. De jaren erop bleef ik er latent van overtuigd dat Kubrick via dat berenpak naar de Balkan moet hebben verwezen. Overleden op 7 maart 1999 heeft hij de Joegoslavische Oorlogen van dat decennium nog bewust meegemaakt. Maar die Balkanburgeroorlog begon natuurlijk pas een heel eind ná de release van The Shining. Hoe ‘de Amerikaan’, in de persoon van toenmalig president Bill Clinton, de Balkan (en Monica Lewinsky) op de knieën heeft gekregen, heeft Kubrick nog grotendeels kunnen volgen, en het curieuze is natuurlijk dat hij dat allemaal al in 1980 had voorzien. Iedereen heeft het toch steeds over hoe visionair hij was en van die dingen. Die Clinton-Balkanbeer(-Lewinsky) allusie zou ik zeker aan bod laten komen bij een volgende Shininglezing, dacht ik heel lang, maar voor het zover zou zijn, diende ik me uiteraard met nog een paar andere (pseudo)sluitende bevindingen en hypothesen rond die Balkanbeer te wapenen. Het liefst, natuurlijk, op basis van dingen daterend van vóór 1980. Bij de Bulgaars-Amerikaanse historica Maria Todorova had ik gelezen over ene Edward Smith King. Die Amerikaanse reporter was in het laatste kwart van de negentiende eeuw naar de Balkan gestuurd. Wat hij daar allemaal zag, inspireerde hem ook bij het schrijven van gedichten en romans. De Balkanbewoners deden hem meermaals denken aan indianen uit zijn vaderland, zoals de Cherokees, zelfs qua huidskleur. Die King Smith diende ik in het oog te houden; misschien stond er wel werk van hem in Kubricks mythische bibliotheek. Ik had intussen bovendien ook andere beren in The Shining aangetroffen, een soort ets met dansende (Balkan)beren boven Danny’s hotelbed. En ik niet alleen, zoals zal blijken …
De latente overtuiging bleef en bleef maar in mijn achterhoofd. Maar, beste lezers, ik verdien mijn boterham niet met het bespreken en bestuderen van films, dat zien jullie wel. En er kwam een toekomstige echtgenote en een keur aan nazaten, allemaal veel belangrijker dan die grootscheepse Balkan-Kubrickstudie. Ja, die raakte net als het Overlook Hotel volkomen ondergesneeuwd. Maar niet getreurd: nog tot diep in 2019 was ik haast zeker dat niemand op mijn spoor zat. Nu en dan, wanneer ik nog eens aan The Shining dacht, tikte ik in het Googlebalkje tegelijk termen als shining, bear en balkan in. En hoera: nooit prijs! In dat vermoeden was ik al gesterkt via twee mentale overwinningen.
Stilzwijgende triomfen voor de Balkanbeer! (2012-2014)
De eerste vond plaats op het Gentse Filmfestival van 2012. De nagelnieuwe Shiningdocumentaire met de toepasselijke titel Room 237 stond daar geprogrammeerd en wat meer was: de regisseur, Amerikaan Rodney Ascher, was er zelf ook bij. Ik dus met een bang hart en een collega-fan naar de Decascoop afgezakt. We werden er om de oren geslagen met de ene na de andere vergezochte interpretatie, maar het geheel was knap en met veel liefde voor het onderwerp gemaakt, dus vonden we het heerlijk. Je voelde bovendien dat die hele zaal vol Shiningdwepers moest zitten, en ook dat zorgde voor de nodige intensiteit. Het duurde zó lang, vond ik, eer die mysterieuze berenpakscène ter sprake kwam, dat het niet anders kon dan dat Ascher zijn kijk erop pas zou prijsgeven bij wijze van grote finale. Maar nee: helemaal niets erover! Na het obligate interview met de best wel aardige regisseur was er nog tijd voor vragen. Zat ik me daar op mijn rode zeteltje te draaien. To ask or not to ask? Uiteraard zou ik niets zeggen over de Balkan, maar wat als hij na mijn vraag over wat hij van die berenpakscène vindt zélf over de Balkan begint? Soit, toch maar fatalistisch die vraag gesteld. En tot mijn grote opluchting vond Ascher dat er zo weinig zinnigs en coherents over te zeggen viel dat hij de mysterieuze scène dan maar onbesproken had gelaten in Room 237. Gelukkig was er in die zaal vol Shiningnerds kennelijk niemand die zich geroepen voelde om dan maar zijn of haar eigen berentheorie openbaar te maken. God weet wie daar nog allemaal angstvallig met een Balkan- of andere symboolbeer in zijn of haar pijplijn zat! Wie zal het zeggen?
Een soortgelijke triomf beleefde ik in 2014 op de jaarlijkse conferentie van de Popular & American Culture Association. Ik sprak er over Russische versus Balkanvampiers bij de Russische klassieken, maar keek ook met spanning uit naar een sessie waarin het over The Shining zou gaan. Ook hier mocht ik aan het eind weer mijn berenvraag stellen, en ook hier zweeg ik weer over de Balkan – want nog altijd geen tijd gehad (ik bedoel natuurlijk: gemaakt) om mijn theorie wat harder te maken. Net als bij Ascher ging het wel weer over dat hondenpak bij Stephen King, en dat dat nog geen berenpak was. Geen mens die er erg in had, maar mijn Balkanbeer had dus verdorie alweer standgehouden.
Ontnuchtering alom (herfst 2019)
Die twee mentale zeges moeten me echt in slaap hebben gesust. Als noch een begiftigd documentairemaker noch een roedel academische specialisten er een flauw benul van heeft, dan had ik nog tijd zat om me ultiem over die Shiningberen te gaan buigen. Het googelen van de inmiddels bekende trefwoorden was al afgenomen in frequentie, het rusten op mijn ijdele lauweren leek al ingezet nog voor ze verdiend waren. Tot afgelopen herfst … alweer dat seizoen (begint dan ook The Shining niet?). Een late avond (zwanger van onheil), al mijn huisgenoten slapen al, en ik besluit eindelijk nog wat tijd aan mijn Balkanbeer te wijden. Alsof de duivel ermee gemoeid is, beland ik bliksemsnel bij Rob Agers negentien minuten durende YouTubefilmpje The Shining: Danny’s Ordeal and the Bear Costumed Man. Het stamt al uit 2016; dat had ik dus mooi drie ijdele jaren over het hoofd gezien. En sterker nog, blijkbaar had ik een en ander al online kunnen terugvinden in 2008!
Hoe dan ook, Ager drijft de spanning op, maar niet te lang: in de vijfde minuut vertelt hij ons waarom hij dit filmpje maakte. De jonge Danny Torrance wordt naar alle waarschijnlijkheid seksueel misbruikt door zijn vader Jack, en de scène met die pijpende beer symboliseert – en fungeert als sleutel tot – dit misbruik. Lang niet alle clues die Ager ons toont (verschillende ervan trouwens uit de aanzienlijk langere Amerikaanse versie van The Shining), vind ik overtuigend. En je leest ook wel begrijpelijke kritiek dat Kubrick films maakte in een tijd waarin je zijn beelden absoluut niet kon fileren zoals analisten als Ager dat heden ten dage doen. Andere clues, zoals de parallelle framing van Danny die zijn tanden poetst (o die schuimende tandpasta langs zijn arme mondhoeken) en de pijpende beer, zijn zo onthutsend dat ik nillens willens moet toegeven dat Kubrick die beer er bovenal in heeft gewild om inderdaad ook op seksueel misbruik van Jacks kant te wijzen. Dat die zak in zijn gestoorde buien die arme, innemende Danny sowieso fysiek pijn deed (die striemen in zijn nek), kon iedereen al aanschouwen, maar nu was er dus ook nog niets ontziende incest mee gemoeid … Ik was er niet goed van, die vermaledijde herfstnacht. Dit was veel erger dan de vaststelling dat mijn Balkanbeer nu wel voorgoed teloorgegaan was. Wie The Shining goed kent, en Agers filmpje nog niet, moet maar eens kijken. Soms is zijn betoog nogal tenenkrommend, maar wie er niets van gelooft, doet Kubricks demonische vernuft allicht geweld aan.

Zou de timide Wendy Torrance, voor mij ondanks haar onzekerheid toch een van de sterkste – of beter: instinctiefste – moederfiguren uit de filmgeschiedenis, zou die schuchtere, murw getergde Wendy haar mond zo wagenwijd opensperren omdat ze schrikt van die onverwachte beer en heer? Dit zou het eerste bovennatuurlijke gebeuren zijn dat zij ziet in de film; of is er dus echt iemand anders in het hotel? Of hapt zij zo onpeilbaar naar adem omdat zij net als Rob Ager in die (framing van die) beer haar tanden poetsende zoon herkent en nu eindelijk tot gruwelijk inzicht komt? Daarvan kon ik die nacht erg moeilijk inslapen. Het is genoegzaam bekend dat perfectionist Kubrick in het bijzonder Shelley Duvall moedwillig het leven erg zuur heeft gemaakt op de set van The Shining. Nog erger is dat velen het erover eens zijn dat dit ervoor zorgde dat de moe getreiterde Texaanse haar rol van vernederde echtgenote zo geloofwaardig heeft neergezet. Hoe het ook zij, die frêle Shelley Duvall zal net als de al genoemde Brian V. Towns vast ook wel niet hebben mogen weten waar die berenpakscène op sloeg. Maar haar schreeuw, wazig als de still hierboven, vind ik nu erger dan die van Edvard Munch.
Op naar nieuwe Balkanberen (coronalente, 2020)
Die woelende nacht droeg ik in feite ook mijn ongeboren Balkanbeer ten grave, al doe ik het eigenlijk pas echt op dit moment, nu ik hem van me afschrijf. Dat klinkt, moet ik zeggen, allemaal zwaarder en therapeutischer dan het is. Al kon ik er toch een paar lessen uit leren: als je echt door iets gefascineerd wil blijven, google het niet! Maar wie onder ons kan dat? Ik in elk geval niet. Een betere les is dan ook: wil je iets kwijt, vat dan de koe bij de horens. Een kort niemendalletje over zo’n Balkanbeer, liefst maar niet per se in het Engels, had enige zin gehad vóór Agers ontdekking. Ik ben met andere woorden gewoon veel te traag of te lui geweest, en natuurlijk te laat geboren. Het postmodernisme voer ik niet al te hoog in het vaandel, dus zoek ik er geen troost in dat mijn Balkanbeerlezing een van de vele mee betekenis gevende interpretaties is aan die deksels polyseme Shining.
Afronden doe ik niet met een slotuitweiding over mijn Russische beer. Die heb ik er namelijk ook even in gezien – ’t blijft toch een van de bekendste symbolen voor dat immense land. Maar dat (Sovjet-)Rusland Amerika daar zit te pijpen leek me om een of andere reden te plat of toch te gemakkelijk qua lezing (en het blijkt intussen zowaar net andersom te zijn). Ik zat nu eenmaal met dat Balkanidée-fixe. Nee, ik rond af met een goeie raad aan alle would-be-Kubrickspecialisten. Wil je iets bewijzen over een Kubrickfilm, oefen dan eerst eens met een album van Jommeke of Suske en Wiske!
Paul Geerts, bijvoorbeeld, de opvolger van Willy Vandersteen, heeft die met ‘Het berenbeklag’ (1999) geen Vlaamse Shining willen maken? Dat album, voorwaar helemaal gewijd aan de redding van een batterij Balkanberen, begint met een onmiskenbare knipoog naar de overweldigende opening van de Kubrickfilm. Op een ongewoon grote openingsplaat zien we een bebost berglandschap. Tussen de bergen in: water en een door het verre perspectief zo kleine auto dat we onmogelijk kunnen zien wie erin zit. Het volgende plaatje: Lambik aan het stuur, de andere helden naast en achter hem. Oké, de auto is geen Volkswagen Kever en evenmin geel (een blauwe jeep met een caravan), en Kubricks duizelingwekkende Rocky Mountains werden vervangen door de net iets minder ruige Balkan in Europees Turkije. Uiteraard doe ik mijn hele theorie niet hier, maar elders uit de doeken. Sta mij enkel nog toe te verwijzen naar een schokkende scène in strook 137. Voor zover ik weet, zegt die Rob Ager daar helemaal niets over.

Geschreven door Michel De Dobbeleer