Leestijd 12-15 minuten
Ik heb zestien pompoenen in mijn achtertuin liggen maar geen één kind om ze samen mee uit te kerven. Zelfs mijn jongere kameraden fluisteren nu steeds minder stiekem over woonsparen en ingevroren eicellen. Aan de voordeur sieren soms al twee achternamen de bel. Als we genoeg op voorhand het toneel van huiselijkheid spelen dan kunnen we misschien minder vervreemd in die toekomst rollen. Maar kunnen we echt niet naar een bos verhuizen en het gezin heruitvinden? Sean-Paul Sartre schreef ooit ‘L’enfer, c’est la famille’ en hij was niet eens van adel.
De curator van het natuurhistorische museum vroeg me dit weekend ten huwelijk in de primatenzaal. Toen de diamant ’s avonds laat glinsterde onder de gedimde spotverlichting, kon ik alleen maar denken aan mijn aanhoudende rugpijn en staarde ik zwijgend naar de kraaloogjes van een opgezette grizzly. Wanneer hij eindelijk zijn blik afwendde en de ring weer in zijn broekzak stopte, vertrok ik naar de cinema, die ik de laatste nachten enkel bezoek met mijn geliefde, Anna. Alleen in donkere kamers kunnen we aan de toekomst ontsnappen.
Deze keer: het groteske meesterwerk Avengers: Infinity War, de briljante mislukking van Suspiria, Bradley Cooper die de musical redt met A Star is Born en vredelievende nazi’s in Fantastic Beasts: The Crimes of Grindelwald.
Avengers: Infinity War
Deze film is ondertussen misschien oud maar ze is te belangrijk om over te slaan. Het is de apotheose van een genre, het eindproduct van sequel na sequel superheldenfilms. Ik streamde hem op een maandag met zes Denen en achteraf konden we alleen maar zwijgend humus eten in een kelder in Tribeca.
Alle inhibities werden achterwege gelaten om dit de Grootste Superheldenfilm Ooit te maken. Marvel doet zelfs niet meer alsof een coherent plot hen ook maar iets kan schelen en laat zelfs de pretentie van enige psychologische portrettering of flauwe politieke allegorie vallen zodat ze zich eindelijk volledig kunnen focussen op wat echt telt: vechtpartijen en sequenties van epileptische special effects. Het resultaat is een van die morbide meesterwerken die ontstaan wanneer failliete stijlstromingen tot decadente extremen gedreven worden net voordat ze uitsterven. De buitensporigheid van deze volkomen krankzinnige film is vergelijkbaar met Oscar Wilde zijn estheticisme of het onbegrensde maniërisme van El Greco.
De veldslagen zijn hier zo grootschalig, zo lang en zo verspreid over het heelal dat ze helemaal losgekoppeld lijken van enig tijds- of ruimtebesef. Zonder waarschuwing worden we ondergedompeld in een twee en een half uur durende hallucinatie van abnormale spiermassa’s, vervormde stemmen en een compleet absurde aaneenrijging van gedecontextualiseerde doodstrijden die tezamen eigenlijk één kolossaal sterven vormen. Ondertussen passeert er in snel tempo een klein leger actiehelden wiens onderlinge groottes, wapens en
speciale krachten zodanig disproportioneel zijn dat ze samen een groteske cast vormen van surrealistische proporties. Hier een sprekende wasbeer, daar een held uit de Noorse mythologie en drie minuten later cybernetisch verbeterde wezens die zich als een losgelsagen bijenkolonie storten op een krachtveld in een tropische setting. Wanneer overlevenden binnen 300 jaar deze film tussen de ruïnes vinden, dan zal het voor hen lijken op de obscure Hellenistische poëzie die enkel voor ingewijden verstaanbaar was: welke manische inspiratie bezielde deze erudiete meesters?
Een fascinerende ontwikkeling in de laatste hoop actiefilms is dat de slechteriken telkens de enige personages zijn die echte morele keuzes maken (Kylo Ren in Star Wars VIII, the Screenslaver in Incredibles 2, the Apostles in Mission: Impossible – Fallout). Thanos zijn plan om de helft van het universum uit te roeien zodat de andere helft duurzaam kan blijven leven is misschien eco-fascistisch, maar het is tenminste een beslissing gemotiveerd door collectieve overwegingen in plaats van eigenbelang (“Too many mouths, not enough to go around. And when we faced extinction, I offered a solution.”) De helden weten zelfs niet meer waarom ze tegen Thanos vechten. Ze hebben geen reflexief bewustzijn, ze komen niet af met een alternatief voorstel of een ethische kritiek op zijn Malthusiaans utilitarisme. Hun naam zegt genoeg. De Avengers worden enkel gedreven door een mysterieuze drang om hun vijand automatisch kapot te schieten en zoveel mogelijk spectaculaire wanorde te creëren.
Suspiria
Horror is het meest geschikte genre om de perversiteit van dansgezelschappen te belichten. Maar deze film gaat meer over verborgen fascisme dan over Jan Fabre, meer over de Holocaust dan over moordende artistieke concurrentie. Voor deze fascinerende oefening in ‘te veel hooi op je vork nemen’ verweeft Guadagnino zeker vier verhaallijnen, zes emotionele registers en acht visuele stijlen, van Fassbinder grijs tot het soort wazige slow motion dat The History Channel gebruikt wanneer ze Romeinse veldslagen naspelen. De provinciale Suzy Bannion wordt opnieuw toegelaten tot een prestigieuze dansschool geleid door een groep kosmopolitische heksen. Maar deze heerlijk ontrouwe remake speelt zich af in het onfrisse Berlijn van 1977 en is even labyrintisch als het origineel simpel was.
De sleutel tot Guadagnino’s puzzel is de voortdurende verwijzing naar de Rote Armee Fraktion (RAF), een extreemlinkse organisatie die in de jaren 70 bankovervallen en politieke moorden pleegden. Wanneer ze zagen hoe ex-NSDAP’ers weer hoge politieke en economische posities in het naoorlogse West-Duitsland bekleedden, geloofden deze jonge intellectuelen dat ze moreel verplicht waren om met alle mogelijke middelen te voorkomen dat het land opnieuw zou wegzakken in totalitarisme terwijl een geïndoctrineerde massa alles gedoogde vanop de zijlijn. Zij zouden niet passief zijn, zij zouden niet de fouten herhalen van de ‘Auschwitz generatie’. Niet toevallig ontdekt de danseres Patricia het verschrikkelijke geheim over haar oversten terwijl ze radicaliseert richting RAF (wiens eigen afsluiting het negatieve spiegelbeeld vormt van het moorddadige heksencoven). De leraressen die het geladen stuk Volk opvoeren zijn dus heksen maar ook bloeddorstige nazi’s. En de film stelt dus de moeilijke maar pertinente vraag: wat doe je met cryptofascisten?
Door dit wild heks-nazi uitgangspunt kan Guadagnino verschillende fascinerende verbanden opgraven: tussen ritualistische esthetiek en autoritarisme, tussen paranoia en kritisch links-activisme, tussen collectieve schuld en de herinnering van getuigen. De meest angstaanjagende link overviel me tijdens een afgrijslijke marteldans die de nauwe band onthult tussen occulte praktijken en het hermetische discours – over ‘ruimte’, ‘tijd’, ‘lichamelijkheid’ – van een bepaald soort experimentele naoorlogse kunst: wat als de stiltes van John Cage en de geometrische herhalingen van Walter De Maria eigenlijk allemaal perverse Wicca-rituelen waren? Zoals in Incredibles 2 is er ook een hele subtekst over de verstikkende hel van moederschap, die Patricia hier veelbetekenend ontloopt door een politiek bewustmakingsproces in plaats van een carrière.
Guadagnino spint een ingewikkeld web waar hij zelf niet meer uitgeraakt, zodat de remake enkel omschreven kan worden als een prachtige en magistrale mislukking. Alles eindigt met een belachelijk bloedbad dat lijkt op een performance van Hermann Nitsch en griezelig noch ontroerend is terwijl het beide probeert te zijn. Net als bij elke briljante kunstenaar ben je niet zeker of Guadagnino een genie is of een bedrieger die je schitterende brol serveert (Fabre en Hirst verkopen gewoon dure brol). Het grootste mysterie in deze film is waarom Guadagnino zich niet kon inhouden. Hij toont in een paar scenes dat hij perfect een strakke en huiveringwekkende verbetering op Black Swan had kunnen maken, maar toch kiest hij voor onverklaarbare excessen. Het is een signaal dat hij een van de weinige succesvolle regisseurs is die nog de platgetreden paden durft verlaten en in donkere gangen vol risico’s de weg aftast naar een nieuwe filmtaal.
A Star is Born
Iedereen die muziek maakt weet hoe gênant het is om met iemand anders te praten over jouw eigen nummers, laat staan om ze impromptu te beginnen zingen in een parkeerterrein terwijl je een gekneusde hand ontzwelt met een pak bevroren erwten. Hoe kan de andere persoon in godsnaam reageren behalve met een half gemeende “ah wow, echt mooi”? De plaatsvervangende schaamte is dus groot wanneer Lady Gaga’s Ally zachtjes maar heel zelfbewust begint te zingen tijdens haar eerste date met de getormenteerde muzikant Jackson Maine. Dit kwetsbaar moment van weggelachen gêne gemengd met verborgen trots is de meest gedurfde zet van de zangeres, wiens ongedwongen vrijmoedigheid haar een perfecte match maakt voor de lieve maar verslaafde countryster die verdacht veel op Eddie Vedder lijkt.
Is het succes van Bradley Coopers regiedebuut echt zo groot als die melige recensenten bij The New York Times beweren? Als iedereen rondom mij ongecontroleerd zit te snikken en hoesten tijdens de aftiteling dan weet ik dat ik een goede film heb gezien. De tragische val van Jackson overstijgt het louter sentimentele persoonlijke niveau omdat hij instaat voor de ondergang van een hele muziektraditie. Precies het feit dat ‘de rockster’ een onderwerp is geworden voor dit soort kaskrakers betekent dat witte mannen die elektrische gitaar spelen niet meer aan de voorhoede staan van culturele vernieuwing maar een soort historisch curiosum zijn geworden. Het is nog onduidelijk hoeveel we daarover moeten rouwen, maar we kunnen enkel diep ontroerd zijn na het aangrijpende long shot van Jacksons opgehangen lichaam. Het is jammer dat we nooit te weten komen of hij in dat rustieke huis met Ally, die pluizige hond en het logische kind een creatieve
huiselijkheid had kunnen ontwikkelen die onze bourgeois pleziertjes van nieuwe meubels, ‘heerlijk genieten’ en overspel overstijgt.
Bradley Cooper levert de beste weenscène sinds Thimotheé in Call Me by Your Name en Lady Gaga de meest klungelige vernietiging van decorstukken sinds Citizen Kane. Beiden zingen doeltreffend nummers die in de context van de film enkel cynici en uitgewrongen postdocs koud zullen laten. Cooper heeft de musical gered na het fiasco van La La Land. Heel even lijkt het wel alsof ook hij die valse tegenstelling tussen de ‘nepheid’ van verwijfde elektronische pop en de organische mannelijkheid van ‘rauwe’ muziek gaat uitspelen – alsof de cowboyhoed en grimassen van de oude gitaarheld niet even gecultiveerd zijn als geverfd haar en danspasjes.
Als tinnituslijder was ik verheugd dat oorsuizen eindelijk eens op een soundtrack staan. Sinds mijn 14e slaap ik niet langer dan 5 uur. Het is alleen jammer dat deze film waarschijnlijk nog meer jongens en meisjes zal doen dromen om later als een ster herboren te worden. Al probeert de film het idee van ‘streven’ te relativeren (“Tell me something boy, ain’t it hard keeping it so hardcore?”), haar magische momenten van statusverhoging kunnen alleen maar bijdragen aan onze cultuur van ondertussen ongegeneerd carrierisme in alle velden. Zou het zo tragisch geweest zijn als Ally gewoon was blijven zingen in die travestietenbar en dan thuiskwam in het rustieke huis en voelde hoe pluizig de vacht van haar hond was terwijl Jacksons gitaarsnaren ergens diep in het bos vibreerden? Alleen liefde veranderde haar leven toch kwalitatief? We kunnen niet allemaal Lady Gaga zijn en die gedachte zou me eigenlijk niet zo triestig mogen maken.
Fantastic Beasts: The Crimes of Grindelwald