« Ich kann nichts im Leben
– aber alles auf die Leinwand. »
« In het dagelijkse leven stel ik niets voor
– maar op het witte doek kan ik alles. »
Zaterdagochtend 29 mei 1982. De filmwereld rouwt om Romy Schneider. Hoewel ver voor mijn tijd, ver van mijn knusse studiekamer, voelde ik me meer dan ooit verbonden met dit verlies. Jarenlang installeerde ik me tijdens familievakanties naast het zwembad met – al dan niet correcte – dikke biografieën, sleurde ik metgezellen mee naar elke mogelijke expositie binnen een 1000 km-bereik, reisde ik als prille twintiger met bloemen op een stoptrein richting haar laatste rustplaats in Boissy-sans-Avoir. Mijn fascinatie is ondertussen minder puberaal, maar daarom niet minder intens. Na veertig jaar is het hoog tijd voor een nieuwe afspraak met de geschiedenis, een persoonlijke ode aan de vrouw die de filmkronieken vormgaf, een vijfdelig portret van Romy.
#1 Keizerlijk natuurtalent
Romy wordt als Rosemarie Albach in 1938 geboren in het toenmalig geannexeerde Wenen. Die Duits(talig)e erfenis zal haar als een onafwendbaar noodlot achtervolgen en beheersen. Als dochter van de schuinsmarcherende Wolf Albach-Retty en van de naar Hitler glimlachende Magda Schneider, iconisch filmkoppel tijdens het Derde Rijk, lijkt Romy al genetisch voorbestemd voor het grotere acteerwerk. Door scheiding en verbittering tussen die twee belandt ze in eerste instantie niet op de planken maar op de kostschool. Ik moet en zal Schauspielerin worden, krabbelt ze in haar dagboek. Niet veel later wordt Romy alsnog van school geplukt en voor de camera geplaatst. Samen met mamalief schittert ze in Wenn der weiße Flieder wieder blüht (1953) van Hans Deppe, een winnende combinatie die meerdere filmproducties zal sieren.
Stilaan wordt ze opgemerkt door ene Ernst Marishka, regisseur die graag de naoorlogse generatie wil doen hunkeren naar een nostalgisch beeld van de voormalige Oostenrijkse monarchie. Hij boetseert Romy tot Sissi, een gedroomde reïncarnatie van keizerin Elisabeth, in zijn verfilming slechts een kartonnen vrouw ontdaan van alle gruwel. Deze vandaag-tot-Tweede-Kerstdag-omgedoopte trilogie is wellicht het hoogtepunt van de zogenaamde heimatfilm: een versuikering van de geschiedenis, een esthetische poging van UFA om het verleden te doen vergeten, een bewuste strategie om de ‘foute’ filmwereld – Mama Magda als voorbeeld bij uitstek – te zuiveren van dat geweten. De rol is al even verstikkend als de strakke hoepelrokken, een vierde luik ziet Romy niet zitten. “Nog voor geen miljoen Deutsche Marke” luidt haar mythische afwijzing. Later zal ze nog eenmaal in de huid kruipen van de vorstin, ditmaal gehuld in donkerte, voor Luchino Visconti’s controversiële Ludwig II (1972). Postuum wordt de pijnlijke parallel tussen het leven van beide vrouwen helder, twee telgen van een allesbepalende familie, gezegend met schoonheid als uiterste weerspiegeling van de esthetiek, aangetrokken en gedoemd tot de tragiek.

#2 Van Schönbrunn naar Sans-Souci
Die keizerlijke zeemzoeterigheid werkt misschien voor een gebroken generatie filmkijkers, Romy is ze meer dan beu. Franse regisseur Pierre Gaspard-Huit strikt haar voor Christine (1958), een film die eigenlijk hetzelfde uitgemolken recept hanteert, een amoureuze relatie in de vooroorlogse Dubbelmonarchie, maar toch als radicaal anders aanvoelt voor Romy. Het is een eerste poging om aan moeders overbeschermende vleugels te ontkomen, ook al speelde die laatste dezelfde rol in het oorspronkelijke Liebelei (1933) van Max Ophüls. Die radicaliteit wordt verpersoonlijkt door haar tegenspeler, Alain Delon, een ietwat oudere jongeman, een ietwat intimiderende belichaming van rebellie en charme tegelijkertijd. Tot overmaat van Duitse ramp wordt Romy hopeloos verliefd op Alain, un coup de foudre die zal resulteren in een vijfjarige verloving. Hij is het die Romy introduceert aan de Franse filmwereld, aan de ‘juiste’ mensen die haar carrière zullen vormgeven, aan een artistiek en zelfstandig leven ver weg van Mutti. Het is het gekende cliché van de praatjesverkopende Fransman die de Deutsche dirne verleidt en wegkaapt. Duitsland zal haar de vlucht nooit vergeven.
Feit is dat die afscheuring van haar vaderlandse filmfabriek het pad naar een internationale toekomst effent. Niet veel later speelt ze onder andere in Boccaccio ’70 (1962) van Luchino Visconti, The Trial (1962) van Orson Welles, The Cardinal (1963) van Otto Preminger, L’Enfer van Henri-Georges Clouzot (1964), What’s new, Pussycat (1965) van Clive Donner en 10:30 P.M. Summer (1966) van Jules Dassin. Tijdens de jaren ’70 ontpopt Romy zich tot sterkhouder van het witte doek. Allesbepalend is de ontmoeting met Claude Sautet, ze speelt achtereenvolgens in diens Les Choses de la vie (1970), Max et les ferrailleurs (1971), César et Rosalie (1972), Mado (1976) en Une histoire simple (1978). Haar tongval, uiterlijk en houding worden alsmaar Franser. De transformatie die ze met Sautet ondergaat – afwisselend met nog vele andere filmproducties van vele andere regisseurs weliswaar – doet haar op zowel professioneel als persoonlijk vlak veel deugd. Romy zal ooit in een interview stellen dat ze was « geboren in Wenen voor een leven in Parijs ». Tot aan haar laatste film, La passante du Sans-Souci (1982) van Jacques Ruffio, zal ze acteren in een land en taal die haar niet aangereikt maar aangeleerd waren. Verstrikt in het kluwen van cine-netwerken incarneert Romy de Europese naoorlogse film: steeds veelzijdig in haar kunnen, steeds moeizaam in haar zoektocht naar identiteit en nationaliteit.

#3 Het mooiste wat Frankrijk te bieden had
Er is wel wat nodig om die Duitse houterigheid af te leren. Beter: er is iemand nodig. Het is Coco Chanel in eigenste persoon die la Schneider stileert voor haar optreden in Boccacio ’70 (1962) door haar mantelpakjes en een houding aan te meten. Ondanks het leeftijdsverschil van meer dan vijftig jaar ontstaat er een innige vriendschap tussen de twee, een blijvende kunstenaar-model-relatie waarbij Chanel de rechtmatige eigenaar wordt van Romy’s ontwikkelde modebewustzijn, vrouwelijkheid en elegantie.

Hoogtepunt van die schoonheid is zonder twijfel haar verschijning in La Piscine (1969) van Jacques Deray. Tegenspeler van dienst is opnieuw… Alain Delon, die haar even geleden liet zitten voor een ander. Dat Delon expliciet Schneider aanbeveelt bij Deray voor de rol van Marianne, is de zoveelste poging tot verzoening. Het moment dat ze definitief toezegt en in de zomer van 1968 op het vliegveld van Nice landt om de film te draaien, komt Delon haar zelf ophalen. De iconische beelden van dat hartelijk weerzien staan ondertussen vereeuwigd in het Franse collectief geheugen. De lichamen van Romy en Alain worden niet alleen omwille van het warme weer ontbloot voor de camera, het zijn op dat moment zowat de mooiste exemplaren die er rondlopen in de Franse filmwereld. Moeilijk is het dus niet om terug verliefd te spelen, hoewel beide acteurs ondertussen al een apart privéleven hebben opgebouwd. Als Marianne aan Jean-Paul vraagt op haar rug te krabben, overstijgt dat genot het narratief. In die rug heeft Delon al zo vaak gekrast, in diens ogen is Romy al zo vaak verdronken. De hereniging van beide acteurs krijgt plots mythische allures. La Piscine is meer dan slechts een misdaadfilm, het is de vastlegging van het schoonste van het schoonste op pellicule.

Het is even wennen voor regisseur, producer en kijker om die zomer Sissi au maillot te aanvaarden. Ver verwijderd van kostuumkorsetten en hoepelrokken tooit Romy zich vanaf nu in badkleding en mini-jurk, als vestimentaire belichaming van de French Riviera. Mariannes kleerkast in La Piscine hangt vol met minimalistische ontwerpen van André Courrèges, hiermee treedt Romy in de voetsporen van Brigitte Bardot voor Balmain in Et Dieu… créa la femme (1954), van Jean Seberg voor Givenchy in Bonjour Tristesse (1958) en van Catherine Deneuve voor Yves Saint Laurent in Belle de Jour (1967).
#4 Kind van de rekening
Op het scherm is Romy de belichaming van de femme fatale – verleidelijk en fragiel –ernaast vooral dat laatste. Haar leven hangt aan een dankzij acteerrollen, de drukke agenda levert haar niet alleen een indrukwekkende filmografie en overbelasting op, maar ook een structuur en een levensrichting. De filmset biedt sinds haar jeugd een meer familiale omgeving dan ze ooit van thuis uit kreeg. Geen wonder dat ze daar meer antwoorden vindt dan in de intermenselijke relaties die ze opbouwt. Als cinematografische femme fatale leeft Romy voornamelijk in de symbolische orde. Zij is de representatie van de moderne vrouw, zij is het symbool van de Franse vrijheid. Die fatale belichaming wordt een publiek handelsmerk: een verstokte rookster die al eens uit de kleren durft te gaan, die tussen enkele huwelijken door er ook een aantal – niet zo geheime – relaties op nahoudt met onder andere Jean-Louis Trintignant en Jacques Dutronc, die een petitie voor de legalisering van abortus durft te ondertekenen.
Voor die – typisch Franse? – levensstijl betaalt ze een prijs. De Duitse persbladen schrijven enkel over Romy-Sissi of Romy-Skandal, in hun ogen is de vlucht naar Frankrijk puur landsverraad en zien ze met lede ogen aan hoe hun « maagd van Schönbrunn » stilaan muteert in een « Parijse hoer ». Haar vaderland uit slechts twee emoties, liefde en medelijden, en verwerkt dit verlies maar moeizaam. Hoe meer men haar afstoot, hoe meer ze zich afscheurt. De keuze om voornamelijk in het Frans te spelen is meer dan een professionele zet op een grotere arbeidsmarkt, het is een bewust politieke beslissing: Frans als taal van de vertrouwdheid, Duits die van het verraad. Tegelijkertijd houdt men Romy ook verantwoordelijk voor haar Duitse origine. Het is de verkeerde sympathie van haar ouders – uit opportunisme of niet – voor het nazisme dat haar wordt verweten. Uitgerekend in Berechtesgaden, op oogafstand van het beruchte Arendsnest, groeit Romy op. Ze is dan nog te jong om te begrijpen wat er gebeurt, maar later veroordeelt ze des te harder het regime en diens aanhangers. Romy’s eerste echtgenoot, Harry Meyen, is Joodse overlever van een concentratiekamp. Hun zoon krijgt de veelzeggende naam David. Het is een tijdperk dat haar blijft achtervolgen en waarop zij antwoordt met een eigen Wiedergutmachung. Niet geheel toevallig kiest ze daaromvoor rollen die die erfenis echoën: The Cardinal (1963), Le train (1973), Le vieux fusil (1975), Gruppenbild mit Dame (1976), La passante du Sans-souci (1982) en andere films waarbij ze zich het liefst tussen de Geallieerden plaatst.
#5 Gebroken hart
Het tragische noodlot van keizerin Elisabeth komt ook haar veel te vroeg, veel te extreem tegemoet. Haar voormalige echtgenoot Harry besluit in 1979 uit het leven te stappen, hun zoon David overlijdt in 1981 aan de gevolgen van een ongelukkige hekbeklimming. Zelfs tijdens deze momenten gunt men Romy geen moment van rouw. In een interview met Michel Drücker vertelt ze hoe sensatieberuchte journalisten zich verkleedden als verplegers om toch maar beelden te kunnen schieten van een dood kind. « Où est la morale ? Où est le tact ? » Hetzelfde verwijt kan men richten aan het vernietigende Duitsland dat haar onterecht de verbanning toewees, een land dat 40 jaar naar haar dood nog steeds moeite heeft om de verloren dochter in de armen te sluiten. Maar meer dan van drama is Romy’s leven vervuld van liefde: voor iedereen die ze ontmoette, voor iedereen die ze verloor, voor het vak. Die zaterdagochtend laat ze haar dochter Sarah Biasini, haar toenmalige vriend Laurent Pétin en de hele filmwereld verweesd achter. De grootste Franse ster – Brigitte qui? Catherine qui? – is niet meer. Kwatongen zoeken tot op de dag van vandaag naar de precieze doodsoorzaak en speculeren over een correlatie tussen alcoholmisbruik en andere verslavingen, maar Alain Delon besluit waardig: « Romy is gestorven aan een gebroken hart. »

l’histoire n’est plus à suivre
et j’ai fermé le livre
le soleil n’y entrera plus
tu ne m’aimes plus
« La chanson d’Hélène »
uit Les choses de la vie (1970)
Verder lezen ?
- Tussen het gros artikelen van de sensatiepers bestaat er gelukkig ook iemand als journaliste Jann Ruyters. Uit één van haar liefkozende teksten voor Trouw pikte ik de heerlijke epitheta voor Romy’s ouders.
- Michael Jürgs. Der Fall Romy Schneider. Biografie die in meerdere talen werd uitgebracht. Het is de Nederlandse versie van Bibliotheek Genk die mij destijds heeft geïnspireerd en waarop men waarschijnlijk nog steeds plekken van chloorwater en zonnecrème kan aantreffen. Jürgs was één van de weinige journalisten die nog op audiëntie mocht komen. Het gesprek tussen de twee is allesbehalve waarheidsgetrouw verfilmd in het verschrikkelijke 3 Tage in Quiberon (2018) – film om dus zeker niet te zien.
- Patrick Jeudy. Conversation avec Romy. Frankrijk: ARTE, 2017. Documentaire met audiofragmenten van het interview dat de Duitse Alice Schwarzer – journaliste en oprichter van het feministische blad Emma – in het Frans afneemt in 1976. Zij zijn op dat moment volgens Romy ‘les femmes les plus insultées en Allemagne’.
Geschreven door Lieselore Remans