Ode aan de draaiende tol

Leestijd 7-9 minuten

Our Path leads us through the poetry of machines, from the bungling citizen to the perfect electric man
– Dziga Vertov

Sinds een aantal maanden heb ik slechts één wens, slechts één reden om te bestaan, slechts één bron van geluk. Ik word namelijk verteerd door een brandend verlangen om een kerk op te richten voor ’t zilveren doek. Een cinemakathedraal. Een megalomaan bouwwerk met duizenden glasramen die de halfgoden der cinema afbeelden. ’t Zal een plaats van gebed zijn waar de heilige Tarkovsky ’s ochtends z’n levendige kleuren op ons werpt en Godard ons doet baden in ’n zoet zwart en wit van ‘t maanlicht. ’t Zal een basiliek zijn waar Vertov de heer is, we iedere dag z’n manifest scanderen en hem smeken ons te beschermen van ’t Eisensteiniaans addergebroed. Iedere dag zullen we hem vragen onze zwakke ogen met camera’s te vervangen, zodat we de wereld helder zouden zien. Alsook opdat onze nieuwe mechanische ogen voor ons de cirkels van pis, stront en bloed, ’t verbranden van redders des vaderlands en de zelfbewuste planeten zouden tonen. Sublieme beelden die we voorheen slechts in dromen konden gadeslaan maakt ’t cinemaoog ook overdag zichtbaar, zonder giften en psychosen. Ieder jaar zullen we het scheppingsverhaal van de cinema opnieuw vertellen. De parabel van de man met de filmcamera. ‘t Hartverwarmend verhaal over hoe Dziga Vertov de pasgeboren pellicule uit ‘t boerendorp van de literatuur en theater rukte en ‘t duwde richting de grote stad waar ’t zelf z’n leven diende op te bouwen.

Vertov loodste de cinema door ’t inferno. Hij leidde ‘t langs de gevaren van ‘t Filistijns idealisme en ’t zondig theater. Als een cinematografische Zeus trad hij als eerste in strijd met de Kronos van literatuur en bevrijdde hij bij ’t opensnijden van diens buik ook z’n broers en zussen. Net als die Olympiër verwekte ook hij vele bastaardkinderen. ‘t Publiek zal ook hen zowel zegenen als straffen voor ’t reiken naar cinematografische godheid in hun ongebreidelde hoogmoed. Vertov trachtte een zo puur mogelijke weergave van ‘t leven te bereiken met niets meer dan camera’s en filmtechnieken. Hij gebruikte geen acteurs, verachtte ‘t gebruik van narratieve technieken en drukte zelfs muziek en intertitels weg uit zijn producties in een tijd dat de film nog gedoemd was tot stilte. Dit alles deed hij om cinema te dwingen volwassen te worden. ’t Lijk van de literaire Kronos zwoer hij slechts te gebruiken eens ‘t filmmedium voldoende zelfstandigheid bereikt, waarbij enkel de nuttige stukken niet begraven zouden blijven. Hiervoor was echter een radicale breuk nodig met ‘t voorgaande. Vertov hield zich bezig met ‘t kapotmaken van de heersende filmstructuren in een sociale context waar de kwade wil en de Totestrieb heerste. Waar de sociale revolutie van oktober 1917 de politieke instituties in stukken sloeg en de kunstbeweging van ‘t Russisch constructivisme ‘t zelfde deed met de regels van ’t artistieke. Vertov baseerde zijn principe van Kino-Eye op ‘t vertrouwen in machines als kameraden de mens tot net onder de zon laten vliegen. Hij zag de camera als een gift van de goden om de menselijke tekortkomingen te kunnen overstijgen. Hij leerde de mens ’t rijk van dromen te bereiken en met de daar gevonden schatten overdag terug op te bouwen. Dit droomgepruts is enkel gegeven aan zij die de gratie van de muze genieten, een vloek die hiervoor slechts voor poëten bestemd was. In geschreven poëzie dient alles via woorden geprojecteerd te worden op ons bewustzijn, om zo onze duistere grot van emoties te bereiken. Zo laat Rimbaud ons de verwondering van zwevende eilanden beleven en kietelt Baudelaire ons met zijn dansend serpent, alsof ze onze nachtelijke avonturen neerpenden. Cinema doet dit direct, door ons fantastische taferelen te laten beleven op een wijze die analoog is aan hoe we ons leven buiten dat zoete zilveren scherm ondergaan. Wie voelt zijn hart niet kloppen bij ’t vervaarlijk dicht naderen van de trein, wie voelt z’n hoofd niet tollen bij ’t tramgeweld in de stad en wie voelt zich niet ietwat bekeken bij ’t soms wat aandringend filmen van de heer Vertov. Dziga voorziet ons van dromen via de beelden die hij uit ’t leven rukte en vervolgens knipte, plakte, samenduwde en op allerlei andere manieren verminkte zoals onze geest dat ook met onze dagelijkse ervaringen doen. Hij is de eerste die in ’t rijk van Morpheus als cineast tussen poëten mag verblijven. Aan diens tafel kan hij nu debatteren met Sappho over ’t ritme van z’n shots, met Verlaine over ’t beeldgebruik en met Pound over ’t gevoel van ’t geheel.

In dit licht kunnen we de film Man with a Movie Camera aanduiden als ‘t eerste voorbeeld van poëzie geconstrueerd met bewegende beelden. Deze film is een in strijd treden van cinema met de taal van theater en literatuur, zoals de intertitels (de enige in de film) aan ‘t begin stellen. ‘t maakt uitsluitend gebruik van de hierboven vermeldde editing technieken, alsook een waaier aan andere zoals double exposure en freeze frames om heel precies en vakkundig ‘t frame, ‘t shot en de scène te construeren. Deze beelden worden vervolgens in een welbepaald metrum geplaatst en in contrast met elkaar. De film zelf moet gezien worden, net als een droom of herinnering, als één emotioneel en rationeel complex. Man with a Movie Camera is, door ‘t afzweren van de talen die niet tot de cinema in de enge zin behoren, niet alleen een expeditie dat ‘t medium verder verkent, maar ook een weergave van een dag in ‘t leven van Vertov. We kijken als ‘t ware mee door zijn oog. Zo brengt hij zijn gevoel over bij ‘t leven in de stad zowel in ‘t descriptieve heden als de normatieve toekomst. Hij sleurt ons in de centrifugale kracht van z’n tollen, via ‘t kapotmaken van onze weerstanden, mee in zijn dromen en herinneringen, ervaringen waar hijzelf mee in dialoog is getreden. Hectische bewegingen, trammen die roteren en een gigantische reus die boven de stad van ’t heden en de toekomst uitstijgt om ’t Aurora van de cinema vast te leggen zorgen voor de kanonskogel der verwarring die nodig is om door onze kasteelmuren te breken. Met zijn verkenning van de grenzen van ‘t beeld in beweging leidt hij Man with a Movie Camera naar een plek waar de lucht elektrisch wordt geladen met emotionele betekenis. Deze film kan ook op veel manieren worden geanalyseerd, waarbij we de Dionysiaanse obscuriteit van emotionele lading met de hulp van Apollo naar ’t licht sleuren.  ‘t Bewustmaken van deze ervaring wil echter niet zeggen dat deze minder impactvol of belangrijk wordt. ‘t Wint hierdoor net aan kracht. Dit uitdiepen van ‘t potentieel van ‘t bewegend beeld om ervaringen over te brengen heeft een krachtig fundament gevormd voor de latere ontwikkeling van het filmmedium. Al deze factoren hebben ervoor gezorgd dat Man with a Movie Camera een gigantisch creatief succes werd, dat de restrictieve pelliculerol op een verregaande manier heeft opengebroken en zo, weg van ‘t theater en de literatuur, cinema in staat stelde om, net zoals de dichters voor hem, onze dromen aan onszelf te tonen.

Dziga Vertov mikte op ‘t radicaal ontwikkelen van ‘t medium cinema, op ‘t ogenblik dat deze nog maar amper z’n kraambed verlaten had. Hij sleurde ‘t kind weg van z’n ouders, ’t geschreven woord en theater, om ‘t te dwingen in volwassenheid nog voor ’t van de fles was. Gedurende één enkele film, stammelde cinema z’n eerste woorden, zette ‘t zijn eerste stappen en begon ‘t zijn eigen leven vorm te geven. Dat ‘t daarna af en toe neerviel maakte z’n eeuwig terug opstaan des te indrukwekkender. Telkens opnieuw wordt ‘t op een andere manier volwassen, om daarna naar een infantiel stadium terug te vallen, waar ‘t zich enkel bezighoudt met ‘t plezieren van de massa’s en ‘t nastreven van monetair succes. Steeds opnieuw echter leert ’t te strijden voor z’n eigen waarden. Steeds opnieuw leert ‘t flirten met een absolute universele waarheid door ’t weergeven van een individueel leven. Een individueel leven dat niet ergens gevangen of tegen de borst gelopen wordt maar wel wordt geconstrueerd, om zo dichter te komen bij ‘t rijk van dromen, emoties en ‘t obscure. Bresson, Truffaut, Dreyer, Tarkovksy, steeds opnieuw, steeds verschillend, altijd subliem.

Geschreven door Jonas Poppe