De Facetten van Felix: Id, Ego en Superego in Alejandro Jodorowsky’s “Santa Sangre”

Leestijd 10-12 minuten

Het hoeft niet te verbazen dat zowel Jodorowsky’s El Topo als The Holy Mountain van een cultstatus genieten. Met hun uitbundige symboliek, mystieke (pseudo)wijsheden en hallucinogene esthetiek hebben ze immers alle ingrediënten om liefhebbers van het psychedelische en krankzinnige te verheugen. Jodorowsky’s meesterwerk is er echter één die zich ten onrechte slechts in de periferie van de arthouse-canon bevindt: Santa Sangre, een barokke krachttoer die evenzeer over de voornoemde ingrediënten beschikt maar bovendien zowel inhoudelijk als op het vlak van pathos steviger in de schoenen staat dan de Chileense auteur zijn bekendste films.

De film vertelt het verhaal van Felix, een jongen die in het nomadische circus ‘Circo Del Gringo’ opgroeit. Zijn vader, Orgo, is een uit de kluiten gewassen messenwerper en de antithese van Concha, Felix’ moeder en de trapeze-artiest van het circus. De hedonistische Orgo leidt een ongeremd driftmatig bestaan, terwijl Concha een religieuze fanatiekeling is die het dierlijke op rabiate wijze verfoeit. Wanneer ze Orgo betrapt op overspel met een danseres uit het circus, mutileert ze zijn genitaliën met zwavelzuur, waarna hij haar giallo-gewijs de armen afhakt en zichzelf de keel oversnijdt— dit alles voor de ogen van hun zoontje. Jaren later bevindt de ondertussen volwassen Felix zich in een gesticht, nog steeds erg getraumatiseerd door de afgrijselijke dood van zijn ouders. Wanneer Concha echter op onverklaarde wijze terug in zijn leven verschijnt ontsnapt hij uit de instelling en gaat hij met zijn moeder samenwonen. Het duurt niet lang vooraleer ze Felix verplicht de vrouwen te vermoorden tot wie hij zich aangetrokken voelt.

1

In de eerste plaats lijkt Santa Sangre over de kwalijke gevolgen van religie te gaan, maar de film kan eveneens gezien worden als een karakterstudie van een getormenteerd individu ˗ twee lezingen die elkaar overigens niet hoeven uit te sluiten. Als we het narratief zo willen interpreteren, lijkt Freuds typerende psychoanalyse een bijzonder geschikt kader om het psychologisch landschap van de protagonist uit te spitten en om zodoende de mysterieuze scènes waarin Santa Sangre grossiert te duiden. Niet enkel staat de film bol van Freudiaanse droomsymboliek, ook is Freuds tripartite van de psyche, onderverdeeld in de systemen Id, Ego en Superego, bijzonder verhelderend indien toegepast op Felix. Tegenstrijdige verlangens en ambivalentie vormen immers de kern van zijn geest.

Het lijkt geen al te grote intellectuele sprong om Concha – die na haar dood enkel nog als een hersenspinsel van haar zoon verschijnt – als een belichaming van het Superego te zien. Ze domineert Felix met de onvergeeflijke toorn van een almachtige God en controleert hem haast letterlijk als een pop [1]. Concha vertegenwoordigt dan ook elk gebod en verbod dat Felix’ geest aan zichzelf oplegt. Dit wordt vooral duidelijk telkens Felix een vrouw tegenkomt waarmee hij geslachtsgemeenschap wil hebben. Wanneer er een wederzijdse aantrekking is tussen hem en een stripster van de club waar hij ook zijn eigen show opvoert, spreken de twee af achter de coulissen nadat het volk het etablissement heeft verlaten. Felix verschijnt er in dezelfde glansrijke cowboyoutfit die zijn vader droeg in het circus. Een reprise van een scène die Felix als kind aanschouwde volgt: net zoals Orgo de danseres verleidde door zijn vakkundig messengewerp te etaleren, tracht ook Felix indruk te maken op de stripster met een erotische messenshow. Terwijl Orgo er echter in slaagde om de danseres in zijn bed te krijgen, resulteert de procedure voor Felix enkel in een zelfsaboterende coïtus interruptus: Concha verschijnt uit het niets en doet hem een mes recht in haar borstkas werpen en ontzegt hem zo de mogelijkheid tot seksuele interactie. Deze sleutelscène is emblematisch voor het kernconflict van de protagonist: enerzijds wil hij zoals zijn vader – weliswaar symbool voor het Id – zijn driften nastreven, anderzijds voelt hij zich gedwongen de geboden en verboden van zijn moeder, het Superego, te gehoorzamen. Hij zit dus geprangd tussen twee delen van zijn psychisch apparaat.

2

Het is overigens geen toeval dat het personage van Orgo een messenwerper is: in de film worden messen overduidelijk gefetisjiseerd – de zin ‘Lick it with your mouth’ wordt letterlijk uitgesproken – en fungeren ze dus als fallussymbolen. Orgo, de virtuoze messenwerper en representant van het Id, kan zich zonder problemen uitleven en argeloos opgaan in dierlijk genot. In het geval van Felix is de fallus echter veeleer een constante bron van pijn eerder dan plezier, zoals de voorgaande scène al aantoonde. Doorheen de film, zoals we zullen zien, keert dit motief terug.

In het eerste deel van Santa Sangre bevindt de elf-/twaalfjarige Felix zich in zijn genitale fase, de fase van ontwikkeling waarin het subject volgens de Freudiaanse psychoanalyse voor het eerst bewust genitale seksualiteit ervaart, en dat gericht naar niet-familiale lustobjecten. Deze overgang naar volwassenheid wordt weerspiegeld door de rite waar Orgo zijn zoon aan onderwerpt: Met een van zijn messen kerft de vader een tatoeage van een adelaar – zoals hij er zelf ook een heeft – in de borstkas van zijn zoon. “Now you’re a man. Just like me,” zegt Orgo achteraf. De betekenis is duidelijk: Felix’ seksuele driften zijn wakker en dientengevolge moet hij op zoek naar een ‘tweede objectkeuze’: een lustobject dat de hechte relatie met de moeder – voor ons allen de eerste objectkeuze – moet vervangen. Eerder dan zich aan de moeder te blijven vastklampen, moet hij zoals de roofzuchtige adelaar op jacht gaan om zijn lusten elders te bevredigen. Niet toevallig dus dat Felix interesse vertoont in Alma, een doofstom meisje die een mime-performance opvoert in het Circo del Gringo. Zij is de uitverkorene, de tweede object keuze. Bij Felix wordt het gangbare opgroeiproces echter gefnuikt door het jeugdtrauma dat hem uiteindelijk in een gesticht doet belanden; vlak na de dood van zijn ouders kijkt hij machteloos toe hoe de danseres (tevens de moeder van het meisje) het hazenpad kiest en Alma met zich meesleurt. Na haar dood is de geest van Concha en haar dwingelandij permanent in Felix’ geheugen gebrand waardoor hij nooit een andere partner zal kunnen bereiken, iets dat trouwens wordt voorafgeschaduwd in een eerdere scène: Tijdens de magieshow van Felix kruipt Alma in een glazen kist, waarna Felix er een doek over gooit. Wanneer hij de kist opnieuw onthult, kruipt Concha eruit. Door de overmacht van zijn Superego, belichaamd door de moederfiguur, is een tweede objectkeuze permanent onbereikbaar.

Nog een sleutelscène uit Santa Sangre is diegene waarin een baby-olifant van het circus overlijdt, wat voor kleine Felix veel leed teweegbrengt. Hij knielt voor de bloedende slurf van het dier en smeekt hem om niet te sterven. Later in de film wordt de olifant expliciet gelinkt aan Felix in een gehallucineerd beeld waarin bloed uit de neus van de protagonist stroomt— de slurf fungeert hier opnieuw als een fallussymbool en representeert met andere woorden Felix zijn disfunctionele seksualiteit. Alweer wordt de fallus verbonden met pijn eerder dan plezier, veelbetekenend net nadat Felix zijn ouders per ongeluk betrapt op een onstuimige en neurotische stoeipartij: op dit moment aanschouwt Felix de bezoedeling van zijn vermeend onbevlekte moeder aan de handen van zijn vader. Het resultaat is een nog negatievere connotatie van seksualiteit dan dat daarvoor – onder invloed van Concha’s ideologie – al het geval was. Zodoende wordt een vruchtbare voedingsbodem voor Felix zijn later ontsporende neurose geïnstalleerd, één die bij de dood van zijn ouders tot voltooiing komt: seks en verlangen gaan vanaf dit moment gepaard met een ontembare walging en schuldgevoel. Wat volgt is een lange begrafenisstoet voor de olifant die het belang van dit gebeuren benadrukt; de doodskist wordt vanuit een hoogte gedumpt in een sloppenwijk en terstond in stukken gescheurd door de bevolking. Het sterven van de baby-olifant symboliseert niet alleen de verloren onschuld van Felix maar ook de onderdrukking die zijn psyche vanaf dat moment noodzakelijk acht: als hij zijn lusten zou laten botvieren eerder dan ze te verdringen, is hij even slecht als de liederlijke vader die de onschuldige moeder corrumpeert. De dolle sloppenwijkbewoners die de kist en het lijk aan stukken scheuren zijn de bruisende en destructieve krachten van Felix’ onderbewuste.

3

Samengevat resulteerde Felix’ opgroeiproces dus in een overmatige bovenhand van het Superego, wat elke bron van genot voor de protagonist ontoegankelijk maakt. Dit indachtig wordt een op het eerste gezicht absurdistische scène plots betekenisvol: Felix idoliseert Claude Raines vertolking van ‘The Invisible Man’ en begaat wetenschappelijke experimenten om zichzelf onzichtbaar te maken omdat hij wil ontsnappen aan Concha’s alziende en beoordelende blik. Natuurlijk faalt hij aangezien het Superego een deel is van zijn psychische structuur dat hij altijd en overal met zich meedraagt, zelfs al moest hij zichzelf fysiek onzichtbaar maken. Dat hij spuugt op zijn spiegelbeeld na het mislukken van het experiment wijst er overigens op hoezeer hij van zichzelf walgt omdat hij niet aan de onredelijke eisen van het Superego kan voldoen.

Ook de handperformance die Felix en de ingebeelde Concha samen opvoeren krijgt nu een extra semantische laag. Hun hervertelling van de verbanning uit de Tuin van Eden, dat verhaalt hoe de verleiding van het serpent resulteert in universele zonde, vormt een duidelijke parallel met het overspel dat Orgo beging met de danseres, wiens show in het circus ook een soort slangendans was. Door de gruwelijke gevolgen van lustbejag die hij als kind ervoer interpreteert Felix’ psyche seksualiteit als iets inherent kwaadaardig dat ook ten koste van zijn mentaal evenwicht moet worden ontweken. Dat hij effectief nooit coïteert met vrouwen volstaat echter niet. Het verlangen op zich is brandstof genoeg voor de zelfkastijding waaraan het Superego hem onderwerpt. Aangezien zijn vader een astrante rokkenjager was, draagt Felix logischerwijs een permanente erfzonde met zich mee. De onuitwisbare adelaarstatoeage op zijn borstkas is daar onbetwistbaar bewijs van.

Het serpentmotief keert terug in de scène waar Felix op straat een stoet ziet voorbijrijden die de show van een vrouwelijke worstelaar – ‘The World’s Strongest Woman – adverteert. Meteen bij het zien hiervan hallucineert Felix een gigantische slang die uit zijn broek kruipt en hem dreigt te verwurgen— alweer een beeld dat de fallus verbindt met pijn en zonde. Niettemin tracht Felix de worstelares te verleiden, niet omdat hij aangetrokken is tot haar lichaamskracht in se, maar wel tot wat die kracht kan betekenen: een genezing van zijn interne gespletenheid. De worstelares zou namelijk de onvermijdelijke moordpoging (aangezien Concha verschijnt telkens wanneer eens seksuele interactie in het verschiet ligt) kunnen verhinderen. “I like this strong and beautiful body of yours that could fight me off,” zegt Felix. Eens hij haar bij hem thuis inderdaad als een bezetene aanvalt, schreeuwt hij: “Please break my thumbs!”. Hij wil met andere woorden de bevelen van het Superego/Concha dwarsbomen. Niet voor niets zijn zijn nagels lang, scherp en bloedrood gelakt zoals die van zijn moeder. Felix’ handen zijn de werktuigen waarmee het Superego haar wil verwezenlijkt. Felix heeft echter geen geluk, want toch slaagt hij erin de worstelares te doden.

4

Het blijkt dat een spirituele katalysator nodig is om Felix te redden van zijn masochistische zelfdwarsbomingen. Verlossing komt er immers pas wanneer Alma herverschijnt in het leven van de getroebleerde protagonist. Natuurlijk geeft Concha het bevel om ook haar het leven te ontnemen, maar –  vermoedelijk door de connectie die hij met Alma vormde nog voor het ultieme trauma dat het hoofdstuk over zijn jeugd afsloot – Felix slaagt erin om de impuls te weerstaan en om zodoende de heerschappij van zijn meedogenloos Superego te triomferen. Hij verwijdert de tandvormige, rode nagels, en aanschouwt zijn eigen handen alsof hij een revelatie ondergaat. Hij ziet Concha voor wat ze was: een wonde uit het verleden dat nooit dichtgroeide. Felix is niet langer het poppetje van Concha. Zijn oud egoconstruct heeft hij vervangen door één die meer evenwichtig is: Felix volgt noch de strikte geboden van Concha, noch de ongebreidelde genotzucht van Orgo, maar wel is er nu de mogelijkheid tot liefde met een tweede objectkeuze— Alma. Felix’ ego kan met andere woorden beter bemiddelen tussen de eisen van het Superego en de lusten van het Id.

 

[1] Ironisch genoeg interageert Felix met een buikspreekpop van Concha die hij als werkelijk aanziet— hij is de auteur van zijn eigen kwelling.

Geschreven door Vik Verplanken